Herman Saftleven

RKD STUDIES

3.7 Utrechtse stadwaltekeningen


Reeks 7

datering: circa 1655

formaat: zes liggend, circa 370 x 470 mm; één staand, 477 x 384 mm

aantal: 7


a
Herman Saftleven
Gezicht vanaf de Utrechtse stadswal op de Servaastoren met in het verschiet bastion Manenburg, ca. 1655
Utrecht, Het Utrechts Archief, inv./cat.nr. 30848

b
Herman Saftleven
Gezicht vanaf de Utrechtse stadswal op de Servaastoren, met in het verschiet de Agnietenkapel, ca. 1655
Edinburgh (stad, Schotland), National Galleries Scotland, inv./cat.nr. RSA 41


c
Herman Saftleven
Gezicht langs de stadszijde van de Utrechtse stadswal naar de Geertekerk, ca. 1655
Utrecht, Het Utrechts Archief, inv./cat.nr. 30826

d
Herman Saftleven
Gezicht vanaf de Utrechtse stadswal naar de Mariakerk, ca. 1655
Washington (D.C.), National Gallery of Art (Washington), inv./cat.nr. 2010.93.24


e
Herman Saftleven
De westelijke stadswal van Utrecht met Geertekerk, Smeetoren en Zadelaarstoren, ca. 1655
Cambridge (Engeland), Fitzwilliam Museum, inv./cat.nr. PD.688-1963

f
Herman Saftleven
Gezicht achter de Utrechtse stadswal met de Weerdpoort, ca. 1655
Nederland, particuliere collectie Heirs Johan Quirijn van Regteren Altena


g
Herman Saftleven
Gezicht op de Mariakerk vanaf het zuidwestelijke bastion van kasteel Vredenburg te Utrecht, ca. 1655
Besançon, Musée des Beaux-Arts et d'Archéologie de Besançon, inv./cat.nr. D-311


Van deze reeks uitgewerkte tekeningen bevinden zich zes in een openbare collectie: twee in Het Utrechts Archief (a en c), één in de National Gallery of Scotland in Edinburgh (b), één in de National Gallery of Art in Washington (d), één in het Fitzwilliam Museum in Cambridge (e) en één in Musée des beaux-arts et d’archéologie de Besançon (g). Een zevende tekening (f), afkomstig uit de verzameling van kunsthistoricus en tekeningenverzamelaar Johan Quirijn van Regteren Altena (1899-1980), werd in 2015 bij Christie’s in Amsterdam geveild.1 De bladen kenmerken zich, behalve door de zorgvuldige uitvoering, door grote diagonale lijnen die door het beeldvlak lopen.

Salomonson meende dat de tekeningen dateren van circa 1663, hetgeen hij afleidde uit het feit dat dit jaartal wordt vermeld onder een prent van Abraham Rademaker (1676/1677-1735) in het Kabinet van Nederlandsche en Kleefsche outheden naar de tekening, die zich tegenwoordig in Cambridge bevindt (e).2 De jaartallen onder Rademakers prenten geven echter geen betrouwbare indicatie van de datering van de originelen waarop zij teruggaan. Zo zijn bijvoorbeeld diens prenten van De Bilt (2x), Zeist en Oud-Zuylen naar tekeningen van Saftleven in het Kabinet te vroeg gedateerd, namelijk respectievelijk 1620, 1619, 1630 en 1615.3 Hieruit volgt dat ook aan het jaartal 1663 onder de genoemde prent getwijfeld moet worden en daarmee vervalt het argument voor de aanname dat de reeks omstreeks dat jaar is ontstaan. Hier worden de tekeningen op stilistische gronden vroeger gedateerd, namelijk omstreeks 1655. Qua uitvoering – onder andere in de wijze waarop de bomen zijn weergegeven – komen zij overeen met de zeer grote bladen van reeks 6.

Vanwege het staande formaat is de tekening in Besançon (g) een vreemde eend in de bijt.4 Op stilistische gronden, dat wil zeggen ‘een karakteristieke wijze van uitvoering en opvallende analogieën in figuurstijl en composities’, meende Salomonson echter dat ook deze tot de reeks kan worden gerekend.5 Of dat zo is, valt echter te bezien.6 Van drie tekeningen (a, d en f) bestaan eigenhandige varianten in een kleiner formaat, die samen met twee andere bladen reeks 8 vormen.7 Daarnaast zijn er vier achttiende-eeuwse tekeningen in rood krijt en penseel in bruine inkt bekend, die naar tekeningen uit de reeks zijn vervaardigd.8 Deze kopieën kunnen op naam worden gesteld van Abraham Rademaker en zijn dus niet, zoals Schulz meende, van Saftlevens hand.9 Een gezicht bij de Servaastoren in Rademakers kopiereeks heeft een onbekende tekening van Saftleven als voorbeeld gehad, waaruit kan worden opgemaakt dat reeks 7 oorspronkelijk uit ten minste 8 bladen zal hebben bestaan.10 Het feit dat Rademaker vijf tekeningen uit de reeks als voorbeeld heeft gebruikt, zou erop kunnen wijzen dat deze in het begin van de achttiende eeuw nog niet uiteengevallen was.11


Notes

1 RKDimages, nr. 259675.

2 Rademaker, Brouërius van Nidek en Le Long 1725, dl. 2, nr. 218. Zie: RKDimages, nr. 293701.

3 Rademaker, Brouërius van Nidek en Le Long 1725, dl. 2, nrs. 226-229. Vergelijk: RKDimages, nrs. 301032, 45388, 307423 en 294292.

4 RKDimages, nr. 300937.

5 Salomonson 1983, pp. 43-46; RKDimages, nr. 300937.

6 Totdat het tegendeel is aangetoond, wordt hier aan Salomons indeling vastgehouden.

7 RKDimages, nrs. 305071, 293811 en 305069.

8 RKDimages, nr. 302284; Dumas 2020, p. 112, n 52.

9 Schulz 1982, nrs. 405, 434, 468 en 472.

10 RKDimages, nr. 293721. In reeks 8 bevindt zich bovendien een kleinere variant (RKDimages, nr. 305073) van deze onbekende tekening van Saftleven.

11 RKDimages, nrs. 302284, 293701 en 310007.