Herman Saftleven

RKD STUDIES

6.8 Een tweede serie prenten

Tegen de achtergrond van deze gebeurtenissen kwam de tweede prentenserie van de stadswal op de markt.1 Zoals Van Hardenberghs tekeningen van watersnoodrampen een verslaglegging zijn van een actuele gebeurtenis, zo moet ook deze serie van de stadsomwalling worden opgevat. Rond 1830, nog net voor of soms tijdens de sloop van de stadswallen, werd een reeks van aanvankelijk zes steendrukken uitgebracht, in een papieren omslag en voorzien van beschrijvingen in het Nederlands en het Frans.2 De serie zou daarna steeds worden uitgebreid met nieuwe prenten. Steendruk of lithografie was toen een relatief nieuwe druktechniek, die in Nederland dan nog maar spaarzaam werd gebruikt. De betreffende lithograaf Johannes Paulus Houtman (1803-1845) was in 1828 vanuit Den Haag naar Utrecht verhuisd om daar zijn steendrukkerij voort te zetten die hij twee jaar eerder in de hofstad had opgericht.3 Daarmee was Houtman een van de eerste lithografen in Utrecht.4 De drukkerij kon hij in Utrecht vestigen in ‘een der Lokalen van het voormalig Paleis’, waarmee de vroegere woning van Lodewijk Napoleon aan de Wittevrouwenstraat werd bedoeld.5 Niet lang daarna woonde Houtman zelf in de Minrebroederstraat, waar hij ook een kunst- en boekhandel en snuisterijenwinkel dreef.6 Begin augustus 1828 kondigde hij aan voornemens te zijn ‘binnen kort uittegeven eenige voorname Gezigten uit en rondom de stad Utrecht’ en dat die serie zou worden vervaardigd door Cornelis van Hardenbergh. De lijst voor de intekening van deze prentenserie zou worden rondgezonden door Johannes en Lodewijk Caramelli, ‘Kooplieden in Kunstplaten’, in de Choorstraat’ te Utrecht. De oproep herhaalde Houtman de hele maand. Op 18 augustus verscheen de eerste steendruk uit de serie, 'Het bolwerk Wolfenburg tusschen de Wittevrouwen en Weerd Poorten te Utrecht', en een week later werd een ‘Gezigt van de Katharijnen - poort der stad Utrecht’ aangekondigd in de Nederlandsche Staatscourant.7 Een door Houtman geannoteerde afdruk voor de octrooi-inzending van de laatste prent in de collectie van het Rijksprentenkabinet bevestigt eveneens dat de prent op die dag verscheen [28]. Daarna zouden de andere prenten volgen en in 1830 was de serie van vierentwintig gezichten in en rond Utrecht compleet. Waarschijnlijk werkten na verloop van tijd diverse steendrukkers voor Houtman, die net als hij de aangeleverde kunstwerken met lithografisch krijt en inkt natekenden op de geprepareerde lithosteen.8 Houtman wist echter ook bij diverse projecten Utrechtse kunstenaars aan zich te binden. Zo tekenden Reinier Craeyvanger (1812-1880), Gilles Haanen (1807-1879), Theo Soeterik (1810-1883), Jan Lodewijk Jonxis (1789-1867) en Albertus Verhoesen (1806-1881) zelf de voorstellingen op de steen. Gezien de hand van tekenen is het waarschijnlijk dat ook Cornelis van Hardenbergh de serie gezichten op de stadswal van Utrecht zelf op de lithosteen heeft getekend.9

28
Cornelis van Hardenbergh gedrukt door Johannes Paulus Houtman
De Cataharijnepoort te Utrecht, 23 augustus 1828 gedateerd
Amsterdam, Rijksmuseum, inv./cat.nr. RP-P-OB-28.393

Cornelis van Hardenbergh woonde inmiddels in Utrecht in de Jeruzalemsteeg en had nauwelijks last van de sloopwerkzaamheden, maar tijdens zijn studietochten zocht hij de afbraakwerkzaamheden wel op.10 Bij de sloop van de wal bij de Weerdpoort werden oude grondvesten gevonden. Die bracht hij in beeld, net als de mannen die de stenen afvoeren [29]. Op een litho met de Plompetoren zijn de sloopwerkzaamheden eveneens te zien. In de tuin naast de toren staat een man de stenen los te wrikken [30]. De Plompetoren en het gebied daaromheen, in het noordoosten van Utrecht, had Van Hardenberghs bijzondere interesse. Dertien van de prenten uit de serie zijn daar gemaakt en tonen de diverse kanten van die toren, de nabijgelegen waltorens De Beer, De Vos, De Hond en De Wolf, het Begijnenwaterpoortje en de Wittevrouwenpoort. Soms maakte Van Hardenbergh gebruik van eerder gemaakte schetsen. Zo had de waltoren De Hond al in 1829 plaatsgemaakt voor de Willemskazerne. Beide situaties verschenen echter wel in deze serie. De meeste andere torens en poorten zouden in de loop van de negentiende eeuw ook worden gesloopt. De Plompetoren werd in 1832 afgebroken en toen een jaar later de Weerdpoort grotendeels het veld moest ruimen, tekende Van Hardenbergh dat ook [31]. Uiteindelijk zouden alleen delen van de stenen bolwerken Manenburg, Sterrenburg en Zonnenburg overblijven en deel uitmaken van het stadspark dat de architect Jan David Zocher jr. (1791-1870) had aangelegd.11 Samen met de singel en de restanten van de aarden bolwerken Lepelenburg, Wolvenburg, Lucas- en Begijnebolwerk zijn dit de overgebleven herinneringen aan de stadsomwalling van Utrecht. Een stadswal die Cornelis van Hardenbergh nog net op tijd wist vast te leggen.

29
Cornelis van Hardenbergh gedrukt door Johannes Paulus Houtman
Oude grondvesten enz.: gevonden in den wal bij de Weerd poort, 1830
Amsterdam, Rijksmuseum, inv./cat.nr. RP-P-1908-4881


30
Cornelis van Hardenbergh gedrukt door Johannes Paulus Houtman
De Plompe Toren in Utrecht in ruïne aan de zijde der tuin, 1830
Amsterdam, Rijksmuseum, inv./cat.nr. RP-P-2019-2199

31
Cornelis van Hardenbergh
De Weerdpoort te Utrecht tijdens de afbraak van de hoofdpoort, uit het zuidoosten, 1833
Utrecht, Het Utrechts Archief, inv./cat.nr. 36772



Notes

1 De serie prenten werd in 1998 door Annelies Jordens belicht in een themanummer van het tijdschrift Steen-Goed, waarin zij 12 litho’s bespreekt en vooral ingaat op de topografische situatie en de historie van de afgebeelde plek. Zie: Jordens 1999. Zij noemt de volgende lithografiën niet: De Plompe Toren enz: aan het Singel buiten Witte Vrouwen, De Plompe Toren, in Ruïne, aan de zijde der tuin en Wolfenburg met een gedeelte der Willems Kazerne.

2 Deze eerste zes lithografiën met beschrijving zijn: De Catharijnepoort; het bolwerk Wolfenburg; Het bolwerk De Zonnenburg; het bolwerk De Zonnenburg (op de wal); De Plompetoren; de toren en het bolwerk De Beer.

3 Marres-Schretlen en Meijer 1998, p. 144, p. 146.

4 Moulijn 1927, p. 48.

5 Utrechts volksblad; sociaal-democratisch dagblad. 06-08-1828.

6 De in Voorburg geboren Johannes Paulus Houtman werd in 1825 bij de Algemene Landsdrukkerij in Den Haag opgeleid als steendrukker. Vervolgens had hij een eigen steendrukkerij in de hofstad die hij vanaf 1828 in Utrecht voortzette. Hij was geïnteresseerd in geschiedenis, topografie en speelde in op de actualiteit. Zo gaf hij historische documenten in facsimile uit en drukte hij prenten m.b.t. het Nederlandse leger en de Belgische opstand. Ook gaf hij een serie prenten uit met buitenplaatsen in de provincie Utrecht.

7 Nederlandsche staatscourant., 18-08-1828; Nederlandsche staatscourant, 25-08-1828.

8 Bij diverse aangiften van zijn nakomelingen – hij had een kinderrijk gezin – waren de steendrukkers Jerg Adam Schnar (geb. 1797), Dirk ten Pierik (1797-1874) en Herman van de Horst getuigen.

9 De prenten werden in Utrecht niet alleen bij Houtman zelf en de prenthandel J.en L. Caramelli verkocht, maar ook bij Albertus Verhoesen (1806-1881). De kunstenaar Albertus Verhoesen dreef een handel in kunst- en schilderbenodigdheden aan de Oudegracht bij de Hamburgerbrug. Hij handelde in eigentijdse kunst en verkocht ook de bij Houtman gedrukte lithografieën. Zie bijv. Utrechtsche Courant, 20-04-1829.

10 Het adres Jeruzalemsteeg 432 (heet sinds 1950 Jeruzalemstraat) staat op 1 november 1818 vermeld als woonadres op de overlijdensakte van zijn vrouw Wilhemina Swamborn. Utrecht, HUA, Burgerlijke Stand van de gemeenten in de provincie Utrecht 1811-1902, inv.nr. 432-01, aktenummer 960; In 1824 wordt in een veilingcatalogus vermeld dat er inlichtingen over de veiling te verkrijgen zijn bij ‘den konstschilder Cornelis van Hardenbergh aan den Munster Trans‘ een adres vlakbij de Dom. Het is niet duidelijk of dit dan zijn woonadres is. Mogelijk dreef hij daar zijn kunsthandel. Zie: Veiling Daniël Gerard van der Burgh van Kronenburg, Loenen aan de Vecht (Van Hardenbergh…Altheer), 6 september 1824 (Lugt 10727), titelpagina.

11 Johann David Zocher jr. (1791-1870) behoort samen met Hendrik van Lunteren (1780-1848) tot de belangrijkste Romantische landschapsarchitecten in Nederland. Beiden hebben vele tuinen van buitens in de Stichtse Lustwarande, het gebied tussen de stad Utrecht en Rhenen aangelegd. Lees hierover: De Vries 2008 en D. Vermeulen, ‘Een familie van (tuin)architecten en bloemisten. Drie generaties Van Lunteren in 19e-eeuws Utrecht’, Tijdschrift voor geschiedenis van stad en regio Utrecht, juni 2021, pp. 29-33.