6.5 De stadswal
Cornelis van Hardenbergh zou zoals gezegd eveneens een groot deel van de stadswal met zijn poorten, torens en bolwerken vastleggen. Van de omgeving rond zijn werkplek, de Fundatie van Renswoude, in het zuidoosten van de stad, tot aan molen De Meiboom op de stadswal in de noordwesthoek [12]. Over het algemeen deed hij dat in werken op papier. Slechts een enkele maal werkte hij zijn schetsen uit tot een schilderij, zoals een gezicht op de Sint Servaastoren [13] en een gezicht op de singel en stadsmuur tussen de Tolsteegpoort en het bolwerk de Manenburg [14]. Beide kunstwerken bevinden zich respectievelijk sinds 1837 en 1839 in de stedelijke collectie van Utrecht.1 Van Hardenbergh schilderde maar weinig, want ‘zijne beroepsbezigheden lieten hem niet toe, om zich bijzonder toe te leggen op het schilderen met olieverw.’2 Bij zijn tekeningen van de stadswal schetste hij vaak eerst de situatie met een zwart krijtje naar de natuur. Wanneer het architectuur betrof, tekende hij meestal de gebouwen in heldere duidelijke lijnen. Daarna werden er zorgvuldig uitgewerkte tekeningen van gemaakt die in de basis nauwelijks afweken van de schets

12
Cornelis van Hardenbergh
De bocht in de Stadsbuitengracht ter hoogte van de noordwesthoek van de stad Utrecht met de molen De Meiboom en een timmerwerf, ca. 1830
Utrecht, Het Utrechts Archief, inv./cat.nr. 30820

13
Cornelis van Hardenbergh
Gezicht over de Utrechtse Stadsbuitengracht op de stadsmuur en de Servaastoren, ca. 1830
Utrecht, Centraal Museum, inv./cat.nr. 2503

14
Cornelis van Hardenbergh
De Tolsteegpoort met omgeving te Utrecht, tussen 1770 en 1800
Utrecht, Centraal Museum, inv./cat.nr. 2502
Niet alleen de architectuur had zijn belangstelling. Vaak zien we op de door struiken, gras en bomen begroeide stadswal kleine pastorale scènes van bijvoorbeeld een herder met schapen, groepjes kinderen en vooral veel wandelaars. Langs de singel zien we bedrijvigheid rond kleine scheepswerven tegen de wal of vrouwen die bij een doorgang in de wal de was doen [12, 15]. Aan de andere kant van de muur zien we op een voorstelling bijvoorbeeld een vrouw die de lakens aan het bleken is bij toren De Vos. Over de nabijgelegen weg lopen kippen met haan en kuikens [16]. Op een uitgewerkte tekening met een gezicht op de wal bij de Smeetoren zien we onder andere links in de verte mensen boven op de wal wandelen en zitten. Rechts aan de Stadsbuitengracht doet een vrouw de was, keuvelen mensen in de bosschages en staat een groepje te praten bij een schuitje [17]. Op de grens van binnen en buiten de stad gaat het er gemoedelijk aan toe – het lijkt alsof het buitenleven zich al aankondigt rond de stadswal. Cornelis van Hardenbergh dateerde slechts enkele uitgewerkte tekeningen. De meeste te dateren gezichten op de stadswal zijn echter na 1800 ontstaan. Soms is aan de hand van de topografische situatie een werk globaal te dateren. Een andere keer is uit veilingcatalogi een einddatum voor een kunstwerk op te maken. Zo werd op de nalatenschapsveiling van de in 1814 jonggestorven Utrechtse dierschilder Jan Kobell (1778-1814), zoon van Van Hardenberghs jeugdvriend Hendrik Kobell, onder meer een getekend gezicht op de Tolsteegbrug te koop aangeboden, waaruit valt af te leiden dat Cornelis van Hardenbergh in ieder geval vóór dat jaar dit onderwerp moet hebben getekend. Andere onderwerpen zijn aan de hand van twee prentenseries en de daarvoor gemaakte studies te dateren.

15
Cornelis van Hardenbergh
De doorgang in de Utrechtse stadswal bij de Koningstraat, ca. 1825
Utrecht, Het Utrechts Archief, inv./cat.nr. 36277

16
Cornelis van Hardenbergh gedrukt door Johannes Paulus Houtman
Waltoren De Vos in Utrecht, 1830
Utrecht, Het Utrechts Archief, inv./cat.nr. 36664

17
Cornelis van Hardenbergh
De Smeetoren als sterrenwacht bij het Bartholomeus Gasthuis, 1818 gedateerd
Utrecht, Het Utrechts Archief, inv./cat.nr. 30830
Notes
1 De beide werken bevinden zich nu in het Centraal Museum te Utrecht, inv.nr. 2502 en inv.nr. 2503. Zie voor de herkomstgeschiedenis de online collectiecatalogus van het Centraal museum: https://hdl.handle.net/21.12130/collect.B6A4C088-C343-4EAA-AC19-5FC0C45299CE en https://hdl.handle.net/21.12130/collect.5DC2DB92-4C48-4EB4-9E06-B50161581D3C.
2 Van Eijnden en Van der Willigen 1816-1840, dl. 3 (1820), p. 80.