Herman Saftleven

RKD STUDIES

6.3 Vastleggen van rampen, vernielingen en afbraken


Eind januari 1809 volgde Cornelis van Hardenbergh koning Lodewijk Napoleon, die polshoogte ging nemen bij het door een watersnood getroffen rivierengebied. Hij nam zijn schetsboek mee en tekende alles ‘zoo als ik hetzelve in persoon ter plaatse gezien of aldaar bij onderzoek vernomen heb.’1 Van Hardenbergh gebruikte zijn schetsen om er uitgewerkte tekeningen van te maken, die uiteindelijk door de graficus Reinier Vinkeles (1741-1816) in prent werden gebracht om te dienen als illustratie bij het Geschiedkundig verslag der dijkbreuken en overstroomingen, langs de rivieren in het Koningrijk Holland : voorgevallen in louwmaand MDCCCIX (Amsterdam, Allart en Ruys, 1809) [5]. Van Hardenbergh haastte zich ook te zeggen dat hij de schrijver Hendrik Ewijk, een ambtenaar van Waterstaat, van informatie had voorzien. Dat Cornelis van Hardenbergh meeging om de watersnood vast te leggen was geen vreemde keus. Dit soort rampen had zijn belangstelling – eerder al voorzag hij het relaas over de watersnood van 1799 van illustraties en in 1820 zou hij dat nog eens doen voor de overstromingen die ons land dat jaar teisterden. Wellicht was zijn interesse voor dijkdoorbraken op de Fundatie van Renswoude gewekt. Vrijvrouwe Maria Duyst van Voorhout (1662-1754) had op 11 maart 1749 in haar testament laten vastleggen dat de wezen naast de lessen wiskunde en diverse kunstdisciplines ook onderwijs moesten krijgen ‘tot oefening in groote dijkagiën, ter behouding van ons land tegen zware overstroomingen van het water, of dergelijke libre kunsten meer.’2

Hoe het ook zij, Van Hardenbergh interesseerde zich voor rampen, sloopwerkzaamheden en vernielingen die zich in zijn tijd voordeden. Die belangstelling had hij al vroeg in zijn carrière. Toen in maart 1779 vlakbij zijn ouderlijk huis in Rotterdam een gebouwencomplex aan de Leuvenhaven door brand werd verwoest, legde hij zowel de brand als de overgebleven ruïnes in verschillende tekeningen vast [6]. Dit werd meteen in prent gebracht.3 Twee jaar later, In 1781, tekende hij de door brand verwoeste gebouwen in Uithoorn [7], waarvan in Utrecht eveneens een kopergravure werd uitgegeven. Het werk van Van Hardenbergh had naast een kunstzinnig eveneens een sterk documenterend karakter. Soms tekende hij onbedoeld een situatie die voorgoed zou verdwijnen, zoals in het geval van de genoemde opdracht die hij van Cornelis Ploos van Amstel kreeg. De grafmonumenten en rouwborden die hij vanaf 1793 voor de verzamelaar in de Maria-, Geerte- en de Domkerk had getekend, zouden niet lang daarna uit de kerken verdwijnen. Nadat in 1795 de Bataafse republiek werd uitgeroepen, werden onder het mom van ‘vrijheid, gelijkheid en broederschap’ zoveel mogelijk aristocratische symbolen verwijderd of verminkt. In februari 1795 vonden er in de Utrechtse kerken vernielingen plaats. Ook toen ging Cornelis van Hardenbergh er met krijt en papier op uit om dat te documenteren. Zo legde hij in de Domkerk het stukgeslagen graf van de gravin van Solms in schets, aquarel [8] en uiteindelijk in prent vast. Daarnaast tekende hij ook zeer bewust de sloop van historische gebouwen. In 1826 schetste hij nog snel de afbraak van de middeleeuwse Heilig Kruiskapel [9], ook wel Soepkapel geheten, die op het Munsterkerkhof (nu Domplein) stond. In het licht van dit alles moeten ook zijn gezichten op en van de Utrechtse stadswallen worden gezien. Cornelis van Hardenbergh stond met één been in de achttiende eeuw – de eeuw waarin topografische tekenaars met precisie de ruïnes, kastelen of stads-en dorpsgezichten vastlegden. Met zijn andere been stond hij in de negentiende eeuw, toen ten tijde van de Romantiek de belangstelling voor het eigen nationale verleden toenam. De historische en in verval geraakte gebouwen waren schilderachtig en zetten aan tot contemplatie en poëzie. Die combinatie van vervallen overwoekerde bouwwerken waar de wandelaar mijmerend langs kon lopen en waar de geschiedenis voor het oprapen lag, was te vinden op en langs de Utrechts omwalling.

5
Reinier Vinkeles naar Cornelis van Hardenbergh
Verwoestingen te Beusichem tijdens de watersnood van 1809, 1809
Amsterdam, Rijksmuseum, inv./cat.nr. RP-P-OB-86.973


6
Cornelis van Hardenbergh
Ruïnes na de brand op 11 maart 1779 in de Pottebakkerssteeg te Rotterdam, 1779 gedateerd
Rotterdam, Stadsarchief Rotterdam, inv./cat.nr. XXXIII-29-2

7
Cornelis van Hardenbergh
Het dorp Uithoorn aan de Amstel kort na de brand van 23 july 1781, 1781


8
Cornelis van Hardenbergh
De vernielde graftombe van de gravin van Solms in de Domkerk te Utrecht, 1800 gedateerd
Utrecht, Het Utrechts Archief, inv./cat.nr. 32444

9
Cornelis van Hardenbergh
Gezicht in de gedeeltelijk gesloopte Heilige Kruiskapel op het Munsterkerkhof te Utrecht, uit het oosten, 1826
Utrecht, Het Utrechts Archief, inv./cat.nr. 37549



Notes

1 Handgeschreven lijst van tekeningen van de watersnood van 1809 door Cornelis van Hardenbergh , Rijksmuseum, Amsterdam inv.nr. RP-T-1892-A-2519-1.

2 Testament van 11-03-1749 als geciteerd in: Wap 1859-1860, p. 2.

3 L. Brasser naar C. van Hardenbergh, Afbeelding van den Brand den 11den Maart 1779 te Rotterdam voorgevallen, van de westzijde der Leuvehaven te zien, ets en gravure, 372 x 464 mm, collectie Atlas van Stolk Rotterdam, inv.nr. 38279.