6.2 Een tekenaar met aanzien
Die natuurlijke aanleg had Cornelis van Hardenbergh zelf wel en hij had zich de theorie zeer goed eigen gemaakt. Mede daardoor was hij in de loop der tijd uitgegroeid van een onbekende tekenleraar tot een gerespecteerd kunstenaar. Het ging hem voor de wind. Enkele jaren na zijn komst in Utrecht, in september 1783, trouwde hij met de dan nog net minderjarige koopmansdochter Wilhelmina Swamborn (1762-1818).1 Dat jaar trad hij ook toe tot het Schilderscollege. Daar werd onder leiding van Cornelis van Cuylenburgh (1758-1827) getekend naar model en pleister. Zo bleef Van Hardenbergh zijn vaardigheden onderhouden en maakte hij kennis met medekunstenaars in de stad. Hij was geïnteresseerd in literatuur en ‘somwijlen beoefende hij zelf op zeer geestige wijze de poëzij.’2Van Hardenbergh leerde eveneens de Utrechtse collectioneurs kennen. ’Door zijne scherpzinnigheid en grondige kennis was hij als doorkneed in het kennen van oude schilderijen, daar hij ook eenigen handel in dreef’, schreef een tijdgenoot over hem.3 Cornelis van Hardenbergh had naast zijn tekenlessen nog een extra inkomstenbron door het handelen in kunst en antiek.4 In september 1792 was hij in de Domstad medeorganisator van de nalatenschapsveiling van de Utrechtse kunstverzamelaar Jan Willem Barchman Wuytiers (1726-1791). Zelf kocht Van Hardenbergh op deze veiling onder andere twee schilderijen van Abraham Storck (1644-1708), twee bloem- en vruchtenstillevens van Jan Davidzoon de Heem (1606-1684) en een genrestuk van Casper Netscher (1635-1684).5 Hoogstwaarschijnlijk kende Cornelis van Hardenbergh de verzamelaar persoonlijk, want in de enorme collectie van Barchman Wuytiers zaten ook negen uitgewerkte tekeningen van zijn hand. Dat Cornelis van Hardenbergh goed op de hoogte was van enkele andere Utrechtse collecties bleek uit de informatie over ‘liefhebbers’, die hij in 1817 aan Adriaan van der Willigen stuurde. Zo wist hij niet alleen dat de ‘aanzienlijke kunstverzameling’ van de in Utrecht overleden Johan Phillip de Monté (1754-1814) ‘nog geheel bij de weduwe’ aanwezig was, maar kon hij ook de herkomst van de basis van deze collectie melden.6 Via deze kring van kunstliefhebbers probeerde hij verder te komen. Tussen 1793 en 1795 tekende Van Hardenbergh in opdracht van de belangrijke Amsterdamse verzamelaar en kunstenaar Cornelis Ploos van Amstel (1726-1798) diverse interieurs van Utrechtse kerken waar de rouwborden en graven van de familie Ploos van Amstel te vinden waren [4]. Nadat hij twee tekeningen af had, schreef Van Hardenbergh aan zijn opdrachtgever over deze bladen ‘gelieve te accepteeren; en te betalen met uw hooggeschatte vriendschap, en zoo ik daartoe iets bezit, mij in de kunst en bij liefhebberen voort te helpen.’7 Dat netwerken legde Cornelis van Hardenbergh geen windeieren. Toen in 1806 de Franse ambtenaar Jean-Baptiste-Denis Desprès (1752-1832) voor de kersverse koning Lodewijk Napoleon een lijst met Nederlandse kunstenaars maakte, was Van Hardenbergh een van de vijf Utrechtse kunstenaars die hierop voorkwamen.8 Lodewijk Napoleon zou drie jaar later Van Hardenbergh tot ‘professeur de dessin’ voor zijn gevolg willen benoemen, maar dat aanbod zou hij hebben afgeslagen.9 In ieder geval werd hij door de koning in 1809 benoemd tot correspondent van de Vierde Klasse van het Koninklijk Instituut van Wetenschappen, Letterkunde en Schoone Kunsten, een orgaan dat advies gaf aan de koning en de regering op het gebied van de kunst in Nederland.10 Deze functie zou hij tot zijn dood blijven uitoefenen.11

4
Cornelis van Hardenbergh
Interieur van de Domkerk te Utrecht: de zuidelijke zijbeuk van het resterende schip gezien in de richting van het zuidertransept met in het midden de kapel van Jan van Montfoort en rechts de kapel van Van Veen, ingericht als grafkapel van de familie Ploos van Amstel, tussen 1780 en 1800
Utrecht, Het Utrechts Archief, inv./cat.nr. 37074
Notes
1 Hij trouwt op 21 september 1783 in Zegveld met Wilhelmina Swamborn die dan nog net geen 21 jaar is en dus minderjarig. Haar ouders geven via een notariële akte toestemming voor het huwelijk. Cornelis van Hardenbergh en Wilhelmina Swamborn krijgen drie kinderen: Adriana Pieteronella (1787-?), Geertruida Cornelia (1790-1824) en Wouter Hendrik (1798-1872). Wouter Hendrik van Hardenbergh wordt ‘Meester in de bespiegelde Wijsbegeerte en Doctor in de Fraaije Letteren’ en zal na zijn trouwen in 1838 te Haastrecht een bescheiden kostschool stichten waar enkele inwonende jongens een academische opleiding kunnen krijgen. Daar brengt ook Cornelis van Hardenbergh zijn laatste jaren door en zal er uiteindelijk in 1843 overlijden. Opregte Haarlemsche Courant 16-07-1842; Utrecht, Het Utrechts Archief (HUA), Notarissen in de stad Utrecht 1560-1905, inv.nr. 2388; Utrecht, HUA, Burgerlijke stand gemeente Utrecht en van de voormalige gemeente Zuilen: retroacta doop- trouw- en begraafregisters, inv.nrs. 17, 18; Utrecht, HUA, Burgerlijke Stand van de gemeenten in de provincie Utrecht 1811-1902, inv.nr.951-1, akte.nr. 298.
2 Anoniem 1843, p. 163. Hij schreef bijvoorbeeld het pamflet ‘Hulde aan de Noord-Nederlanders in 1830’ (Utrecht 1831) met daarin een twaalf pagina’s lang gedicht naar aanleiding van de Belgische opstand.
3 Anoniem 1843, p. 161.
4 Van Eijnden en Van der Willigen 1816-1840, dl. 3 (1820), p. 81.
5 Veiling Jan Willem Barchman Wuytiers, Utrecht (Wild…Altheer), 17 september 1792 en volgende dagen, nrs. 30, 45, 57, 65. (Lugt 4945) [geannoteerd exemplaar collectie RKD]
6 Brief van Cornelis van Hardenbergh aan Adriaan van der Willigen, Utrecht 06-04-1817, Amsterdam, Rijksprentenkabinet, inv.nr. RP-D-2017-219.
7 Brief van Cornelis van Hardenbergh aan Cornelis Ploos van Amstel in Familieboek Ploos van Amstel, begonnen door Cornelis Ploos van Amstel, Amsterdam, bruikleen Rijksmuseum, inv.nr. RP-T-BR-2000-1, als geciteerd in: Ploos van Amstel 2003, p. 3.
8 Bergvelt 2007, bijlage 3, p. 297.
9 Amsterdam 1843, p. 17.
10 Na enkele naamsveranderingen is dat nu de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW).
11 Cornelis van Hardenbergh was daarnaast vanaf 1813 lid van het genootschap Kunstliefde in Utrecht. In 1841 werd hij door de kunstenaarsvereniging Arti et Amicitiae in Amsterdam benoemd tot ‘honorair lid’.