Herman Saftleven

RKD STUDIES

2.4 Utrechtse gezichten


Saftlevens tekeningen van de Utrechtse stadswallen zijn tussen 1645 en 1674 tot stand gekomen. Vier kleine schilderij met voorstellingen van delen van de Utrechtse verdedigingswerken dateren van 1645, 1646, 1649 en 1672 [47-50]. Mogelijk waren deze kleine paneeltjes voor de lokale markt bestemd, maar dat is allerminst zeker.


47
Herman Saftleven
De westelijke stadswal van Utrecht, 1645 gedateerd
Parijs, Fondation Custodia - Collection Frits Lugt

48
Herman Saftleven
IJsvermaak op de Utrechtse Stadsbuitengracht bij de Plompetoren, 1646 gedateerd
Kassel, Museum Schloss Wilhelmshöhe, inv./cat.nr. GK 406


49
Herman Saftleven
IJsvermaak op de Utrechtse Stadsbuitengracht bij waltoren De Vos, 1649 gedateerd
Whereabouts unknown

50
Herman Saftleven
IJsvermaak op de Utrechtse Stadsbuitengracht bij de waltorens De Leeuw en De Bok, 1672 gedateerd
Whereabouts unknown


Aan de verdedigingswerken, die in die tijd bepaald niet in goede staat verkeerden, voerde men – een enkele uitzondering daargelaten – alleen de hoogstnoodzakelijke reparaties uit.1 De stadsmuur was rijkelijk met planten begroeid en uit een waltoren bij de Mariaplaats groeide zelfs een boom. In de loop der tijd kregen de vier stenen bastions een tweede bestemming. Zo werd bijvoorbeeld Zonnenburg in 1639 ingericht als kruidentuin (Hortus Medicus) voor de in 1636 gestichte universiteit. De vijf aarden bolwerken, die als grote eilanden in de gracht lagen en vanuit de stad via een bescheiden houten brug bereikbaar waren, werden verpacht, onder andere ‘om te grasen ende hoyen’.2

Enigszins gechargeerd zou men kunnen stellen, dat Saftleven ronddwaalde in het decor van een vijf kilometer lange ruïne.3 Mensen, die over de van oorsprong middeleeuwse stadswal liepen, zullen hebben genoten van de uitzichten en doorkijkjes. Op veel tekeningen en schilderijen van Saftleven zien we figuurtjes vanaf de stadswal in de verte turen, soms met de ellebogen steunend op de borstwering van de stadsmuur.

Het 1645 gedateerde schilderij in de Fondation Custodia / Collection Frits Lugt [47] kan worden beschouwd als een van Saftlevens vroegste gezichten van de Utrechtse stadswal.4 Zes staande stadswaltekeningen, waaronder twee in Museum Boijmans Van Beuningen [51 en 52], zijn in of omstreeks hetzelfde jaar ontstaan.5 Een reeks van zes kleine tekeningen van de buitenzijde van de Utrechtse stadsommuring, waarvan één blad in Het Utrechts Archief [53], dateert vermoedelijk van kort daarna.6 Tezamen markeren deze bescheiden werken het begin van Saftlevens belangstelling in de verbeelding van de Utrechtse stadswallen, die zo’n drie decennia zou aanhouden.

51
Herman Saftleven
De Utrechtse stadswal bij de Mariawaterpoort, ca. 1645
Rotterdam, Museum Boijmans Van Beuningen, inv./cat.nr. HS 3 (PK)


52
Herman Saftleven
De Utrechtse stadswal bij het Lucasbolwerk, ca. 1645
Rotterdam, Museum Boijmans Van Beuningen, inv./cat.nr. HS 4 (PK)

53
Herman Saftleven
De westelijke stadswal van Utrecht met drie waltorens ten noorden van bastion Sterrenburg, tussen 1645 en 1648
Utrecht, Het Utrechts Archief, inv./cat.nr. 36321


De middeleeuwse Wittevrouwenpoort, vernoemt naar het nabijgelegen Wittevrouwenklooster, vormt het onderwerp van een tekening en een ets van 1646 [54 en 55]. Van de prent bestaat bovendien een ontwerptekening, waarop de stadspoort in spiegelbeeld is weergegeven.7 Vanaf 1648 worden de bladen van de reeksen met stadswaltekeningen groter van formaat en ook komt er meer nadruk te liggen op de stoffering. Saftleven toont hiermee duidelijk ambitie. In een reeks van acht stadswaltekeningen van ongeveer 23 x 28 cm bevindt zich een 1648 gedateerd blad, waarop te zien is hoe een arbeider met een pikhouweel de middeleeuwse Wittevrouwenpoort aan het afbreken is [56].8 De sloop van een stadspoort is een onderwerp dat we in de zeventiende-eeuwse tekenkunst zelden tegenkomen.

De nauwkeurige werkwijze en de zorgvuldige stoffering van Saftlevens getekende stadsgezichten en landschappen met menselijke figuren, dieren, karren, bootjes en dergelijke, wijzen erop dat zij niet ter plaatse zijn ontstaan, maar in zijn atelier, waaruit volgt dat zij voor de handel zijn gemaakt. Er moeten voorbereidende, wél ter plekke gemaakte, schetsen zijn geweest, maar die zullen als ‘werkmateriaal’ verloren zijn gegaan. Van Saftleven zijn, in tegenstelling tot bijvoorbeeld Jan van Goyen, geen schetsboeken bewaard gebleven.9 Het merendeel van zijn stadswaltekeningen is uitgevoerd in zwart krijt en vervolgens uitgewerkt en ‘gewassen’ met penseel in grijze of bruine inkt. Als Saftleven zijn tekeningen signeerde, deed hij dat meestal met zijn monogram, dat uit de ineengestrengelde letters h s l bestaat. De vorm van het monogram evolueert en wordt in de loop van de jaren 1660 wat nadrukkelijker en zwieriger.10

54
Herman Saftleven
IJsvermaak op de Utrechtse Stadsbuitengracht bij de Wittevrouwenpoort, 1646
Zeist, John and Marine van Vlissingen Foundation, inv./cat.nr. Atlas Munnicks van Cleeff, no. MCS/125


55
Herman Saftleven
Gezicht op de Wittevrouwenpoort te Utrecht, 1646 gedateerd
Amsterdam, Rijksmuseum, inv./cat.nr. RP-P-OB-15.039

56
Herman Saftleven
De afbraak van de voorpoort van de Wittevrouwenpoort te Utrecht, 1648 gedateerd
Wenen, Graphische Sammlung Albertina, inv./cat.nr. 9070


Notes

1 Informatie over de staat van de Utrechtse verdedigingswerken in Saftlevens tijd is te vinden in de bijdrage van Frans Kipp in deze RKD Study. Zie ook: Schulz 1982, p. 67; De Kam 2020, p. 225.

2 Haslinghuis 1956, p. 49.

3 Schoemaker 2022B, p. 6.

4 Dit schilderij vormt het hoofdonderwerp van de publicatie van Jan Willem Salomonson (1925-2017): Salomonson 1983.

5 Zie hiervoor: reeks 1 (RKDimages, nr. 294509) in hoofdstuk 3 van deze RKD Study.

6 Zie hiervoor: reeks 2 (RKDimages, nr. 294533) in hoofdstuk 3 van deze RKD Study.

7 RKDimages, nr. 294193.

8 Zie hiervoor: reeks 3 (RKDimages, nr. 300927) in hoofdstuk 3 van deze RKD Study.

9 Voor de schetsboeken van Jan van Goyen, zie: Beck 1966; Beck 1972-1991, dl. 1 (1972), pp. 255-315, nrs. 843-847; dl. 3 (1987), pp. 118-125b, nrs. 844a-847; Buijsen 1993; Buijsen 1996.

10 Voor Saftlevens monogram, zie: Schulz 1982, pp. 57, 61.